Het verhaal van Etxeondo: van een boerderij in Villabona tot het podium van Parijs.
Deel twee
By Ander Izagirre.
De overstap naar het wielrennen
Paco raakte bevriend met Mikel, een werknemer van de platenmaatschappij van Mondragón Orchestra en wielrenner bij de fietsclub Zikuñagako Ama de Hernani.
Paco kocht een fiets om met de club mee te rijden en de omgeving te verkennen. Hij merkte de kleding van de fietsers op; hun behoeften, hun gewoonten, de stoffen en de kleuren.
In die tijd was wielerkleding nog niet zo ontwikkeld. Men droeg van die dikke gebreide wollen truien die te warm waren in de zomer en volliepen met water als het regende.
“Wij zagen een kans om de kleding van de wielersport te innoveren,” legt Paco uit.
“Maar dat was niet de hoofdreden voor onze keuze. We zijn opgegroeid met de Baskische cultuur. Hier is wielrennen iets speciaals, met een grote traditie. We waren meer dan geïnteresseerd in de sport, gezondheid en het milieu.”
“In de vroege jaren ‘80 werd veel gepraat over het milieu; wij maakten ook anti-nucleaire t-shirts,” lacht hij.
“We hebben altijd gedacht dat de fiets deel uitmaakte van die protestbeweging die hunkerde naar vrijheid. We voelden ons daar prettig bij.”
Wat heeft de fiets met vrijheid te maken?
“Alles,” zegt hij. “Je beweegt je op eigen kracht, op de puurste manier en kiest zelf waar je heen gaat.”
“Voor mij is het een heerlijk gevoel. Je rijdt door de bergen, je komt door dorpjes, je ziet alles maar tegelijkertijd zit je in je eigen bubbel.”
“Je bent vrij in eenzaamheid, één met het landschap, alles anders waarnemend.”
“Je bent kalm en gefocust. Je zit in het moment.”
“Paco zegt altijd dat je mensen herkent aan hun gedrag op de fiets,” voegt Maria Jesús toe.
De eerste stap in het wielrennen zetten zij met de aanschaf van een breimachine, om de korte broeken en wollen truien uit die tijd te maken.
In 1979 begonnen ze de fietsers van de club Danena te kleden. Dat was een amateurploeg uit het naburige Zizurkil. Ze brachten meteen verbeteringen aan.
“De truien uit die tijd waren slecht. Ze waren zwaar en snel doorweekt”, zegt Paco. “We kenden de nieuwe materialen: elastomeren, polyamiden en polyesters en combineerden dat met druktechnieken die nieuw voor de wielersport waren.”
Met Orbea-Danena, een amateurploeg die later zou uitgroeien tot een professioneel team, probeerden ze lichtgewicht, elastische en aerodynamische shirts en broeken en uit.
“We maakten voor Cabestany en Lekuona skinsuits om op de baan te gebruiken. Ze wonnen de Zesdaagse van Euskadi, waarin ook profs uit verschillende landen meereden. Dat was een succes”, zegt Paco.
“We waren een van de weinigen met dat niveau van kleding,” zegt Peio Ruiz Cabestany, latere winnaar van etappes in de Tour en Vuelta en de eindoverwinning in de Ronde van Baskenland en in het begin van de jaren tachtig nog renner voor Orbea-Danena.
“In die tijd waren we nog amateurs, maar Etxeondo maakte kleding die de profs nog niet hadden.”
“Paco was altijd bezig met materialen en nieuwe kledingstukken aan het maken. Testen en verbeteren, trial and error. Soms ging er dan wat fout, maar wat niet goed zat, werd verbeterd.”
“Maar Paco overtuigde je: hij zette je een muts op omdat die de aerodynamica verbeterde, omdat die goede resultaten had in de windtunnel. Je kwam dan naar buiten met een technisch en vooral mentaal voordeel.”
“Je was ervan overtuigd dat je de beste kleding had en dat je sneller zou zijn dan de anderen.”
“Ik ben opgegroeid met Etxeondo en hun constante innovatie. Ik ging overal in mee.”
“Veteranen werden gek toen ze ons de baan op zagen komen, gekleed in een volledig zwarte jumpsuit, die zelfs de vingers van onze handen bedekte en met op de rug onze naam in het geel en een helm met een zwarte lycra bedekking.”
“Paco deed wat hij wilde en ik heb er altijd in geloofd.”
Etxeondo was ook betrokken bij Orbea, de eerste Spaanse wielerploeg voor vrouwen in 1985.
“Tot die tijd droegen wij meisjes trainingspakken. Moet je eens voorstellen,” zegt Arantxa Orbegozo, een van de vijf Orbea-pioniers, samen met Amaia Elosegi, Josune Gorostidi, Carolina Sagarmendi en Dina Bilbao, die allemaal tussen de 17 en 24 jaar oud waren.
“Op een dag belden ze ons om naar de Etxeondo-fabriek te komen om nieuwe kleding op te halen.”
“We waren verbaasd om onszelf gekleed als wielrenners te zien, met dezelfde kleding als de profs. En we schaamden ons ook om die strakke korte broeken met die dikke zeem te dragen.”
“De truien waren smal in de borst en breed in de schouders. Er was geen vrouwenkleding, enkel mannenkleding.”
“En we wisten niet dat er journalisten zouden komen. Ze namen foto’s van ons, gekleed als wielrenners, maar ik had mijn bergschoenen nog aan, iemand anders droeg wollen laarzen en de ander sneakers. Dat was even schrikken toen we onszelf in de krant zagen staan.”
Ainhoa Artolazabal uit Toulouse behoorde tot een nieuwe generatie wielrensters. Ze was tweevoudig kampioene van Spanje, reed in verschillende World Cups en nam deel aan de Olympische Spelen van Barcelona. Ze herinnert haar eerste broek nog goed:
“Mijn zusjes en ik fietsten alledrie,” zegt ze. “Als meisjes reden we met mijn vader van Tolosa naar Hondarribia en brachten daar de dag door.”
“Fietsbroeken waren toen duur, dus fietsten we in sportbroekjes. Helemaal naar Hondarribia in zo’n klein broekje… pff.”
“Op een dag nam mijn vader ons mee naar Villabona, naar de boerderij van Etxeondo, en daar kochten we onze eerste fietsbroek, van een soort die toen nog van wol was.”
Als ze naar wedstrijden ging, was er volgens Artolazabal één item dat absoluut niet mocht ontbreken in haar koffer:
“Nivea huidcrème,” zegt ze. “De zemen waren van natuurlijk leer. Ze waren hard en ruw en we moesten ze insmeren met crème om ze zachter te maken, want anders werd de pijn van het schuren te groot.”
“We noemden hem Paco The Pad,” lacht Cabestany. “Omdat hij dag in dag uit, van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat geobsedeerd was door zemen: testen en zoeken naar verbeteringen.”
“Hij maakte de eerste synthetische zemen en die maakten al een groot verschil.”
Het grootste leed van die pionierende rensters kwam door het urenlang zitten op fietsen die voor mannen zijn ontworpen, op zadels die voor mannen zijn ontworpen, met kleding die voor mannen is ontworpen.
“Je weet niet hoeveel last we van irritatie en zweren hadden,” zegt Orbegozo, die vier decennia later nog steeds fietst en zich verbaast over de evolutie van zadels en fietsbroeken voor vrouwen.
“De kleding is veel verbeterd, maar Paco heeft ons altijd een handje geholpen, in de tijd van het Orbea-team en ook later, toen hij ons kleding gaf voor fietsexpedities in de winter.”
“Vroeger als het koud was, droegen we vijf lagen shirts en truien, twee korte broeken boven de lange broek. We leken net uien, zoveel lagen droegen we. Nu draag je een lange thermo onder je shirt en heb je het niet meer koud. Het is verbazingwekkend.”
Die vrouwen, de pioniers van het Orbea-team, hebben de afgelopen jaren faam gemaakt in Spanje: bij de Clásica de San Sebastián, tijdens de Pedro Delgado-tocht in Segovia en in de Marino Lejarreta-rit in Ordizia.
“Ik was zeer verrast,” zegt Orbegozo. “We hebben onze hele jeugd gehoord: moet je niet werken? Wil je geen kinderen krijgen? We hadden het gevoel dat iedereen ons gek vond.”
“En nu, dertig jaar later, noemen ze ons overal. Ik was ontroerd dat Leire Olaberria, olympisch en WK-medaillewinnares, zei dat ze zonder ons voorbeeld geen wielrenster was geworden.”
Naar het podium van de Tour
Terwijl hij de weg naar steeds betere kleding bewandelde, kocht Paco in 1982 “de beste camera” en reisde een paar dagen met de Zor-ploeg van Javier Mínguez mee naar de Giro d’Italia, om de Italiaanse, Franse, Nederlandse en Zwitserse ploegen te bespioneren hoe de zich kleedden.
Zijn conclusie? “We zaten niet ver van de rest van Europa.”
Maar toen Etxeondo zich op de markt begon te begeven, waren sommige kopers en distributeurs sceptisch.
“In die jaren, toen het politieke klimaat in Spanje ruw was, klonk elke Baskische naam verdacht,” herinnert Paco zich.
“Wat een naam: Etxeondo! En het logo ziet er uit als een boerending.”
“‘Waarom zet je die mokordo hier neer?’, vroeg iemand me eens wat ik met die stront kwam doen.”
“Maar ik dacht altijd: ‘waarom niet?’. Dat is altijd mijn antwoord geweest. Er zijn dingen die voor velen ongepast lijken, maar voor ons heel logisch zijn.”
“Vanuit marketingoogpunt zou het beter zijn geweest om een Engelse naam en een vogel als logo te hebben.”
“Maar Etxeondo was van ons. Het kwam van het dorp waar we hadden gewerkt en zoveel dingen hadden geleerd. Het was onze liefde en wij geloofden erin.”
“Er was geen marketingplan of iets dergelijks. Het was ons leven. En zo was het leven veel mooier,” lacht María Jesús.”
De grote internationale doorbraak kwam in 1983, toen Etxeondo twee professionele teams uitrustte: Zor en Reynolds.
“Het Spaanse wielrennen zat in het slop. Sinds de jaren van Kas en Fagor was er niemand echt doorgebroken,” zegt Paco.
“Het was een donkere periode, met weinig ambitie en minderwaardigheidsgevoel. De ploegen verlieten Spanje nauwelijks. Ze gingen ook niet mee met kledinginnovaties.”
In het seizoen 1983 kwam de ommekeer. De Vuelta werd voor het eerst rechtstreeks op televisie uitgezonden, met een buitengewoon succes. Er kwamen meer sponsors en de budgetten en salarissen namen toe.
Bovenal veranderde de mentaliteit. Reynolds was een jonge ploeg onder leiding van José Miguel Echávarri uit Navarra, de vriend van Paco, en aangevoerd door Ángel Arroyo, Pedro Delgado, Julián Gorospe en José Luis Laguía, die zonder angst naar de Tour afreisden om de strijd aan te gaan.
“Ze hadden ambitie en waren onbevangen”, zegt Paco.
“We veranderden hun kleding: we gingen van wol naar lycra. We creëerden de stoffen, testten duizenden keren en overtuigden de bestuurders en de wielrenners.”
“Het was niet gemakkelijk. Sommige van de oudere renners verzetten zich. Het was moeilijk voor hen om van hun gebruikelijke materiaal af te wijken.”
“Met wol voelden ze zich beter beschermd, de lycra gaf hen een vreemd gevoel. Het was heel strak en heel licht. Ze voelden zich bijna naakt. Ze dachten dat ze het koud zouden krijgen.”
Paco herinnert zich de dag dat ze een korte fietsbroek met een dunne zeem probeerden. Sommigen waren totaal niet overtuigd.
Te midden van alle klachten en twijfels kwam Arroyo naar hem toe: “Paco, let verdomme niet op hen. Deze korte broek is buitengewoon. Ga door met je werk.”
“Arroyo krabbelde nooit terug”, zegt Paco. “Hij was een harde Castiliaan, met duidelijke ideeën. Hij was voor niemand bang.”
De jonge renners hadden het meeste lef en waren bereid om de nieuwe kleding uit te proberen, ook al vonden de oudere renners het belachelijk, zoals de zweetafvoerende hoofdband, een innovatie die uit de tenniswereld kwam.
“Gorospe hield van die hoofdband,” zegt Paco. “Het was modern en functioneel. Maar het was ook fraai.”
“Gorospe deed hem om, Delgado deed hem om. Ze kwamen op tv en even later kochten alle wielrenners hem.”
“We legden een vel op de hoofdband die we konden bedrukken. We konden ze personaliseren en zetten ons logo en dat van de ploeg erop.”
Ook de aerodynamische muts voor tijdritten werd al snel geadopteerd door onder andere Peio Ruiz Cabestany en Miguel Induráin.
“Ik leefde voor het wielrennen,” zegt Cabestany. “Elke dag concentreerde ik me op goed trainen, goed eten en goed slapen.”
“Ik realiseerde me dat Paco op zijn gebied hetzelfde deed; hij leefde voor Etxeondo, om de beste materialen te vinden en er betere kleding van te maken.”
“Hij gedroeg zich als een topatleet, maar dan gericht op kleding.”
“Hij was geobsedeerd door perfectie. Hij hield er niet van als een shirt wappert of kreukelde.”
“Hij ging zijn eigen weg. Een van ’s werelds grootste sportkledingmerken deed hem een duizelingwekkend aanbod om de kleding voor hen te maken, maar hij wilde verder met zijn eigen bedrijf.”
“Dat soort aanbiedingen kon een hoop zekerheid in het leven geven, maar hij wedde op zijn eigen toekomst.”
“Ik herinner me dat hij tegen me zei: ‘Als het later slecht met me afloopt en ik de kost moet verdienen met het verzamelen van slakken, dan zal ik dat doen. Maar ik wil mijn project behouden.”
Cabestany lacht als hij zich herinnert dat Etxeondo een grote stapel stro opzette op hun stand op de fietsbeurs van Frankfurt. Het merk breidde zich uit over de hele wereld, maar nam de geest van de boerderij mee van het ene naar het andere land.
Etxeondo’s debuut in de Tour kwam in 1983, toen Reynolds de ronde domineerde: Arroyo won de tijdrit in Puy de Dôme en werd tweede in Parijs achter Laurent Fignon, terwijl Delgado de wereld verbaasde met levensgevaarlijke afdalingen en drie tweede plaatsen in etappes in het Franse hooggebergte.
Sommige innovaties, niet alleen in de kleding maar ook in het schoeisel, brachten de gevestigde orde aan het wankelen.
Reynolds-renners droegen witte schoenen in sommige bergetappes, omdat die minder warmte absorbeerden dan zwarte. Ze kregen boete na boete omdat de Tour, altijd conservatief, bepaalde dat schoenen zwart moesten zijn, serieus en traditioneel.
Etxeondo zou jaren later nog meer gevechten met de Franse organisatie voeren om de Kas ploeg in hun gele outfit te houden, iets dat de Tour liever anders zagen.
Ook in de Giro van 1983 bleef de Zor-ploeg niet ver achter; hij won het ploegenklassement, Alberto Fernández won twee etappes en bezette de derde trede op het eindpodium achter Guiseppe Saronni en Roberto Visentini.
“Plotseling waren we daar bij de beste teams ter wereld,” zegt Paco.
En van daaruit, wat was het doel?
“Hen de beste kleding ter wereld te geven natuurlijk.”